Wanneer heb je ADHD?
Om te begrijpen wanneer er sprake is van ADHD, is het belangrijk te begrijpen hoe ADHD eigenlijk ontstaat en wat van belang is om het vast te stellen.
Waar komt ADHD vandaan?
De hersenen van iemand met ADHD verwerken prikkels anders. Daar wordt iemand (in bijna alle gevallen) mee geboren. Het is erfelijk bepaald en kan dus ook doorgegeven worden aan eigen kinderen. Het anders verwerken van prikkels geeft bepaalde symptomen, die we ook terugvinden in de classificatie van ADHD.
Vervolgens zijn er factoren die van invloed zijn op de mate waarin iemand gedurende zijn/ haar leven tegen de symptomen aanloopt. Pas als iemand op 2 of meer levensgebieden last heeft van die symptomen, spreken we van ADHD.
Dat ziet er dus zo uit;

Hoe de hersenen de prikkels anders verwerken, leg ik uit in het artikel prikkelverwerking.
Symptomen
De symptomen die horen bij ADHD zijn onder te verdelen in 2 categorieën; de onoplettendheid en de hyperactiviteit/impulsiviteit.
Symptomen onoplettendheid (subtype 1):
- Let vaak niet goed op details of maakt slordige fouten.
- Heeft moeite de aandacht te houden bij de taak.
- Lijkt vaak niet te luisteren als hij/zij direct aangesproken wordt.
- Volgt instructies of aanwijzingen vaak niet op of maakt taken niet af.
- Heeft vaak moeite met het organiseren van taken en activiteiten.
- Vermijdt taken die een langdurige mentale inspanning vereisen of heeft daar een hekel aan.
- Raakt vaak dingen kwijt die nodig zijn voor taken of bezigheden.
- Wordt vaak afgeleid door externe prikkels.
- Is vaak vergeetachtig bij dagelijkse bezigheden.
Symptomen Hyperactiviteit/Impulsiviteit (subtype 2):
- Motorische onrust; wiebelen, wriemelen, schuiven op de stoel.
- Staat vaak op in situaties waar verwacht wordt dat men op zijn/haar plaats blijft zitten.
- Rende als kind veel rond/ klom overal op, ook als dit niet gepast was, heeft als volwassene een gevoel van rusteloosheid.
- Heeft moeite zich rustig te vermaken/ kan moeilijk ontspannen
- Is vaak ‘’in de weer’’ of ‘’draait maar door’’.
- Praat vaak aan één stuk door.
- Flapuit, geeft antwoord voordat de vraag is afgemaakt.
- Heeft vaak moeite met het op zijn/haar beurt wachten.
- Verstoort vaak bezigheden van anderen, dringt zich op of valt anderen in de reden.
Als beide categorieën vastgesteld kunnen worden, is er sprake van subtype 3: het gecombineerde type.
Diagnose
Om de diagnose vastgesteld te krijgen, moet er sprake zijn van;
- 5 of meer symptomen van subtype 1 en/of 2 zijn aanwezig.
- 6 of meer symptomen waren al aanwezig voor het twaalfde levensjaar.
- Sommige negatieve effecten van de symptomen zijn aanwezig in twee of meer levensgebieden.
- Er moeten duidelijke aanwijzingen zijn van problemen in het sociaal functioneren of op het gebied van opleiding/werk.
- De symptomen zijn niet uitsluitend verklaarbaar door de aanwezigheid van een andere psychische stoornis.
Het komt dus geregeld voor dat iemand pas op latere leeftijd de diagnose ADHD krijgt, omdat hij/zij pas op latere leeftijd tegen de symptomen aanloopt.
Bijvoorbeeld als iemand gedurende de kindertijd een ouder had die voor veel structuur zorgde, zal hij/zij waarschijnlijk weinig tot geen last ervaren van de ADHD kenmerken.
Als hij/zij op zichzelf gaat wonen, kan dit echter veranderen doordat de externe structuur wegvalt. Dan wordt er wel last ervaren en kan de diagnose gesteld worden.